Vanuit de DSM benadering zijn we gewend om psychische stoornissen te categoriseren. Dit is handig omdat je als behandelaar of onderzoeker over hetzelfde begrip kan spreken. Maar waar spreken we nou eigenlijk precies over als we het over een psychose hebben? Dit kan per persoon behoorlijk verschillen, ook al valt het onder dezelfde noemer. Daarnaast is het lastig een goede prognose te geven op basis van een DSM classificatie. Ook houdt classificatie geen rekening met dat er vaak sprake is van co-morbiditeit van klachten; eerder wordt dat soms tegengehouden en proberen diagnosen elkaar uit te sluiten. Een categoriale benadering heeft dus best wat haken en ogen.
Als tegenhanger hieraan zijn dimensionale modellen voorgesteld. Modellen die kijken naar welke klachten veel met elkaar overlappen hebben drie spectra van psychische stoornissen voorgesteld: een intern spectrum (leidend tot bijvoorbeeld depressie of angst), een extern spectrum (leidend tot bijvoorbeeld middelenmisbruik of gedragsproblemen) en een psychose spectrum (problemen in helder denken en in de realiteitstoetsing). Specifiek bij psychose kwamen andere onderzoekers weer tot een model waarbij 5 symptoom-dimensies dit fenomeen het best lijken te beschrijven: positieve symptomen, negatieve symptomen, desorganisatie, manie en depressie. Wat gebeurt er als je zowel een algemene psychose factor combineert met de specifieke psychose-dimensies? Dit is eerder bekeken in een klinische populatie, maar nog niet eerder in de algemene bevolking.
Als in de algemene bevolking zowel naar een algemeen psychose factor als naar specifieke factoren (positieve, negatieve, desorganisatie, manie en depressie) werd gekeken bleek dit het best verklarende model te zijn. Het maakte hierbij niet uit hoeveel van de vijf specifieke factoren er in het model zaten. Dezelfde clustering van symptomen werd eerder ook in een klinische populatie werd gevonden door deze onderzoeksgroep.
Wat betekent dit? Omdat dezelfde clustering van symptomen in zowel de algemene bevolking als in een klinische populatie werd gevonden, is dat extra bewijs voor een dimensionale benadering van psychose. Dat past beter dan categorieën te veronderstellen waarbij ziekte/klinisch kwalitatief anders is dan niet-klinisch. In de praktijk zou dit kunnen betekenen dat de scores op de algemene en specifieke factoren beter kunnen helpen bij welke behandeling iemand krijgt. In plaats van stoornissen als aparte diagnoses te bekijken, zou een transdiagnostisch kijk waarschijnlijk zinvoller zijn.