Specifiek bij adolescenten is nog weinig onderzoek gedaan naar paranoia (overmatige achterdocht). Raar, want juist op deze leeftijd zien we vaak niet-klinische paranoia, gepaard gaande met gevoelens van angst en depressie, laag zelfbeeld en gedragsproblemen. Je kunt je ook voorstellen dat te veel wantrouwen op die leeftijd niet bepaald bevorderlijk is voor je sociale contacten en je identiteitsvorming. Wil je meer weten over welke factoren voorspellend zijn voor hardnekkige paranoia?
Geen levensfase wordt zo gekenmerkt door sociale kwetsbaarheid en dreiging dan die van de adolescentie. Met name online media verschaffen een voortdurende bron van sociale vergelijking, dubbelzinnige informatie en gelegenheid voor bekritisering en slachtofferschap. Geen wonder dat er dan makkelijk verwarring en negatieve gedachten over de bedoelingen van anderen ontstaan en over vermeende dreiging.
Een bekende groep paranoia experts uit Oxford wilde meer weten over de factoren die het voortbestaan van paranoia bij adolescenten voorspellen. Zij verwachtten dat er hierbij, net als bij volwassenen, kern cognitieve processen aanwezig zouden zijn, te weten: negatief affect, piekeren, slaapproblemen, negatief zelfbeeld, bijzondere en ongewone ervaringen en redeneertendensen (bijv. springen naar conclusies). Een andere verwachting was dat verhoogde affectieve reactiviteit (stress voortkomend uit ervaringen met sociale media) en negatieve sociale ervaringen (pesten en cyber slachtofferschap) de hardnekkigheid van paranoia voorspellen.
Aan het onderzoek deden 34 jongeren/adolescenten mee van 11-16 jaar met psychische problemen die al hulp ontvingen binnen de gespecialiseerde GGZ. Zij werden bij aanvang uitvoerig beoordeeld (interview en vele vragenlijsten) op paranoia en op voorspellende variabelen. Drie maanden later vond opnieuw dezelfde meting plaats (bij 33 deelnemers).
De resultaten ondersteunen de verwachtingen van de onderzoekers. Er bleek in ernstige mate sprake van paranoia, terwijl er nauwelijks expliciet hulp was gezocht voor psychotische ervaringen. Negatief affect, piekeren, negatief zelfbeeld, ongewone ervaringen en slaapproblemen voorspelden de ernst van de paranoia na drie maanden (met matige tot grote effect-sizes). Echter, in tegenstelling tot de verwachtingen, werden er geen effecten gevonden voor de redeneertendens van springen naar conclusies, en voor negatieve opvattingen over de eigen academische/sociale competentie en het fysieke uiterlijk.
Duidelijk werd ook dat psychosociale factoren het voortbestaan van paranoia voorspellen, met name affectieve reactiviteit (verhoogde stressbeleving en negatief affect bij gebruik van sociale media), en negatieve sociale ervaringen (cyber slachtofferschap en pesten).
Deze studie toont opnieuw het belang aan van vroegdetectie en vroege psychologische interventie, waarbij net als bij volwassenen met paranoia, de interventie specifiek gericht wordt op factoren als piekeren, negatief zelfbeeld, en slapeloosheid.
Artikel