Bij de ontwikkeling en het in stand blijven van overmatige achterdocht spelen (volgens het Threat Anticipation model van Freeman) sociale angst en met name twee cognitieve tendensen een belangrijke rol, te weten springen naar conclusies (jumping to conclusions: JTC) en cognitieve inflexibiliteit (belief inflexibility). Geen wonder dus dat er programma’s ontwikkeld zijn om deze verschijnselen aan te pakken. Daarmee zou overmatige achterdocht kunnen verminderen. Maar welke programma’s beogen nu welk effect?
In deze studie werden twee programma’s onderzocht, namelijk het ‘Cognitive Bias Modification for Interpretation programma (CBM-i) dat vooral sociale angst beoogt te verminderen, en het Maudsley Review Training Programme (MRTP) dat gericht is op het verbeteren van informatie verzamelen vooraf aan het trekken van een conclusie (JTC), en op het verbeteren van cognitieve inflexibiliteit. Men hanteerde daarbij een multiple baseline cross-over design, ofwel 4 condities waarbij twee verschillende periodes voor baseline meting (14 en 21 dagen) gevolgd worden door om en om 5 sessies CRM-i en 5 sessies MRTP, waarna follow-up plaatsvindt. Hiermee wilde men onderzoeken of het combineren van deze twee programma’s zinvol en haalbaar is. Zouden de beoogde effecten van het ene programma wellicht ook gerealiseerd worden door het andere programma? En welk effect heeft elk programma op paranoia? Met andere woorden (1) heeft CMB-i ook een effect op JTC en cognitieve inflexibiliteit? (2) reduceert CMB-i ook paranoia? En (3) verbetert MRTP sociale angst? Tegelijkertijd wilde men vaststellen of CBM-i inderdaad effectief is voor sociale angst en of MRTP effectief is voor JTC en cognitieve inflexibiliteit. Ofwel (1) verminderen 5 sessies CBM-i gradaties van sociale angst? (2) verbeteren 5 sessies MRPT cognitieve inflexibiliteit en JTC? En (3) verminderen 5 sessies MRPT paranoia? Tot slot was men ook geïnteresseerd in de vraag of verandering in sociale angst, JTC en/of cognitieve inflexibiliteit samenhing met verandering in paranoia, ongeacht welke taak de verandering induceerde.
Aan het onderzoek deden 12 ambulante patiënten mee, acht mannen en vier vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 39 jaar, allen met een diagnose uit het schizofrenie spectrum en met overmatige achterdocht. Aan elke onderzoeksconditie werden drie deelnemers toegewezen. Men vond het volgende. Na CBM-i verbeterde bij drie deelnemers de sociale angst en bij de helft verminderde de paranoia, maar CBM-i had geen effect op JTC en cognitieve inflexibiliteit. Het MRTP leidde bij 9 deelnemers tot verbeteringen in JTC en/of cognitieve inflexibiliteit, en bij 6 deelnemers tot vermindering van paranoia, maar slechts bij één deelnemer tot vermindering van sociale angst.
Ofschoon de resultaten van deze zeer beperkte studie niet gegeneraliseerd kunnen worden, lijkt het er op dat beide programma’s wel een positief effect hebben op paranoia en in geringere mate op sociale angst. Maar de effecten op JTC en cognitieve inflexibiliteit zijn toch specifiek voor het MRTP. Tot slot bleken er bij 10 van de 12 deelnemers relaties te bestaan tussen sociale angst, JTC, cognitieve inflexibiliteit en paranoia wat wijst op ondersteuning van het Threat Anticipation Model.
Dit zijn enkele resultaten die beloftevol zijn in het aanpakken van biases, waar dit tot nu toe nog altijd moeilijk was. Ben je geïnteresseerd in de inhoud van beide programma’s? Kijk er dan nog eens de volgende artikelen op na: Turner et al. (2011). Cognitive bias modification in the treatment of social anxiety in early psychosis: A single case series. Behavioural and Cognitive Psychotherapy, 39, 341-347, en Waller et al. (2011). Treating reasoning biases in delusions: A pilot study of the Maudsley Review training programme for individuals with persistent, high conviction delusions. Journal of Behavior and Experimental Psychiatry, 42, 414-421.