Migratie, een pestverleden, discriminatie, lage sociaal-economische status, een beperkt sociaal netwerk, gehoorbeperkingen, het behoren tot een seksuele minderheid, veelvuldig bekritiseerd worden, zijn allemaal risicofactoren voor het ontwikkelen van een psychose. Een gemene deler is de kans op sociale uitsluiting. Sociale uitsluiting is dus niet alleen een gevolg van de stoornis, maar kan er ook aan voorafgaan. Het is ook gebleken dat sociale uitsluiting de kans op achterdocht verhoogt. Maar bij wie vooral, en hoe werkt dat?
Bijzondere ervaringen kunnen ontstaan bij veel stress. Hoe deze ervaringen geïnterpreteerd worden maakt of iemand er hinder van ondervindt of niet. De interpretatie wordt voor een groot deel beïnvloed door onze emotionele toestand. Als je bijvoorbeeld dreigt je baan kwijt te raken (psychosociale stress ervaart) en je daarnaast bijvoorbeeld vaak somber of angstig voelt, dan kan het negatieve affect waarin je verkeert eraan bijdragen dat je psychotische symptomen ontwikkelt, en in het bijzonder wanen. Dit werpt de vraag op of kwetsbare individuen moeite hebben om op een adequate manier met hun emoties om te gaan, of dat emotieregulatie (ER) strategieën tekortschieten. Onhandige ER strategieën zoals het onderdrukken of vermijden van emoties, rumineren, catastroferen, jezelf of anderen de schuld geven, worden vaker gezien bij mensen die psychische klachten ervaren. Om hier meer over te weten te komen hebben Duitse onderzoekers nu de volgende twee hypothesen getoetst: (1) sociale uitsluiting leidt tot meer paranoia bij mensen met een verhoogd risico op psychose (UHR groep), (2) dit komt doordat de UHR groep minder goede emotieregulatie strategieën hanteert.
Aan het onderzoek deden mee: (1) 25 deelnemers met een ultrahoog risico op een eerste psychose (UHR), (2) 40 mensen met angststoornissen, en (3) 40 gezonde controles.
Sociale uitsluiting werd veroorzaakt met behulp van het Cyberball experiment. Hierin werd de deelnemer gevraagd om mee te doen aan een spelletje Cyberball waarbij de proefpersoon virtueel een bal moet overgooien naar twee andere virtuele deelnemers. De proefpersoon werd verteld dat het echte deelnemers zijn die elders in het gebouw achter een computer zitten. Voorafgaand aan het experiment werden vier negatieve emoties (schaamte, angst, verdriet en woede) op 11-punts schaal (1= niet van toepassing tot 11=volledig van toepassing) in kaart gebracht. De emotieregulatie strategieën werden met behulp van de ‘Cognitive Emotion Regulation Questionnaire’ gemeten, en paranoïde ideaties met de Paranoia Checklist. Daarna verliet de experimentleider de ruimte voor 60 seconden om zogenaamd naar de anders spelers te kijken. In werkelijkheid zijn er helemaal geen andere spelers en is het gedrag van de “spelers” bepaald door de experimentleider. Wat de proefpersoon nog niet weet, is dat hij alleen in het begin de bal twee keer toegespeeld zal krijgen. Daarna gaan de andere twee “spelers” hem negeren en blijven ze de bal onderling overgooien. Na het Cyberball-spel werd de proefpersoon gevraagd om aan te geven hoeveel deze het eens zijn met de stelling “Ik voel me buitengesloten, afgewezen, een buitenstaander” (op dit moment) op een 11-punts beoordelingsschaal variërend van 1 (niet van toepassing) tot 11 (volledig van toepassing). Ook werd een verkorte versie van de Paranoia Checklist afgenomen na afloop van het Cyberball experiment.
Uitleg van het experiment Cyberball
Uit dit onderzoek komt naar voren dat sociale uitsluiting in UHR-individuen voor meer achterdocht zorgt in vergelijking met de angstige en gezonde controles. Er wordt ook een verband gevonden tussen meer paranoia en een sterkere negatieve emotionele respons in vergelijking met de controles. Zowel de UHR-individuen als ook de angstige controles rapporteerden meer dysfunctionele ER strategieën. Er is geen eenduidig bewijs gevonden dat slechte emotieregulatie ook leidt tot meer paranoia.
Kortom: psychose risico hangt samen met sterkere achterdochtige reacties op buitengesloten worden. Dat leek hier niet duidelijk te verklaren door eventuele ongunstige emotieregulatie.