Achterdocht bij mensen met een psychotische stoornis komt heel veel voor. Ook mensen die een hoog risico lopen om psychotisch te worden, zijn vaak achterdochtig. Er is dan ook al veel onderzoek naar gedaan naar achterdocht (of paranoia) maar het blijkt lastig om te komen tot een eenduidige theorie over de ontwikkeling van achterdochtige gedachten en wanen. Het is inmiddels wel duidelijk dat eigenwaarde en angst een rol spelen. Maar hoe dan precies…daarover verschillen wetenschappers van mening. Als je hier meer over wilt weten, is het interessant om eens de theorieën van Richard Bentall en Daniel Freeman naast elkaar te leggen.
Dit artikel doet een poging om de relatie tussen achterdocht en eigenwaarde te ontrafelen en neemt daarin ook angst en sociale steun mee als beïnvloedende factoren. Wat het onderzoek naar de rol van eigenwaarde ingewikkeld maakt, is dat het een breed en veelzijdig concept is dat op verschillende manieren kan worden gedefinieerd en gemeten. Om die reden hebben de onderzoekers van deze studie eigenwaarde op verschillende manieren in kaart gebracht. Daarmee doen ze recht aan de veelzijdigheid van het concept en brengen ze specifieke inzichten die gebruikt kunnen worden om verder te bouwen aan theorieën over achterdocht. En die ook nuttig zijn bij het behandelen van eigenwaarde en achterdocht in de praktijk.
De onderzoekers maken onderscheid tussen impliciet en expliciet gevoel van eigenwaarde, tussen globale en specifieke dimensies (positief en negatief) van eigenwaarde en tussen trait (stabiel over tijd) en state (fluctuerend van moment tot moment) gevoel van eigenwaarde. Volg je het nog? Er werd gebruik gemaakt van een vragenlijst om het expliciete gevoel van eigenwaarde te meten, een experimentele (go-nogo-associatie) taak om impliciete eigenwaarde te meten en de Experience Sampling Methode om de fluctuaties in gevoelens van eigenwaarde, achterdocht, angst en sociale steun in het dagelijks leven te meten. Meer over de precieze methodes en het waarom daarvan is terug te lezen in het artikel. Dit alles werd onderzocht in een groep van 74 mensen met een hoogrisico op psychose (ARMS) en 39 mensen met een eerste psychose.
En wat is er gevonden? Alle expliciete vormen van eigenwaarde (zowel trait als state en zowel globaal als specifiek) waren gerelateerd aan achterdocht. Impliciet gemeten gevoel van eigenwaarde was juist niet geassocieerd met achterdocht in het dagelijks leven. Verder bleek dat de associaties tussen achterdocht en gevoelens van eigenwaarde sterker waren in de hoogrisicogroep dan in de eerste psychose groep. Verder bleek dat angst de relatie tussen globale expliciete eigenwaarde en achterdocht versterkte, terwijl sociale steun deze relatie juist afzwakte.
Wat betekent dit voor de theorie over achterdocht? En voor onze psychologische behandeling van achterdocht? De auteurs van dit artikel geven aan dat bevindingen uit hun onderzoek pleiten voor de theorie van Freeman waarin een centrale rol is weggelegd voor de rol van expliciete eigenwaarde en angst bij achterdocht. Voor de klinische praktijk betekent het dat eigenwaarde en zelfbeeld belangrijke concepten zijn om onder de loep te nemen bij mensen met achterdochtige ideeën of wanen. En zeker ook in de hoogrisicogroepen. Daarnaast blijkt dat sociale steun en dan met name ervaren sociale nabijheid een belangrijke buffer kan vormen in de relatie tussen eigenwaarde en achterdocht. Eens te meer bewijst dit dus dat inzetten op het verbeteren van sociale cohesie en relaties nuttig en belangrijk zijn bij deze doelgroep.