Het verwerven van ‘voice control’ in vijf fasen: verschillen en overeenkomsten tussen stemmenhoorders binnen en buiten de zorg.
Achtergrond
Onderzoekers en clinici weten: stemmenhoorders die controle over hun stemmen ervaren, functioneren gemiddeld beter. Stemcontrole voorspelt functioneren. Wat houdt stemcontrole in? Het op eigen kracht beïnvloeden van de duur, frequentie en/of intensiteit van de stemmen, direct of indirect. Deze onderzoekers zijn ontevreden dat er op dit moment geen meetinstrumenten zijn die navraag doen naar vormen en effecten van controle. Ze willen in de toekomst graag meetinstrumenten zien die dit soort factoren meten. Met deze studie hopen ze een bijdrage te leveren.
Doel en deelnemers
Ze onderzochten (het proces van verwerven van) grip op stemmen en de verschillen en overeenkomsten daarin tussen hulpzoekende stemmenhoorders (H-S, N=7) en stemmenhoorders die geen hulp nodig hebben (nH-S, gevonden vanuit organisaties die zich met spiritualiteit bezighouden, N=8). Er werden verschillende metingen gedaan, zowel met interviews als vragenlijsten.
Resultaten
Uit de analysen bleken alle stemmenhoorders direct en indirect invloed uit te oefenen op de ervaring van het stemmenhoren. Deelnemers met een spiritueel verklarend denkkader oefenden vaker directe controle uit (ermee praten, onderhandelen, grenzen stellen, zich inleven, e.d.) dan deelnemers die een ziektemodel als verklaring gebruikten. De laatsten gebruikten vaker indirecte manieren zoals afleidende activiteiten (muziek, tv) of emotionele terugtrekking. De mate van iemands zelfvertrouwen (‘sense of mastery’) speelt mee in dat zij meer directe controle uitoefent.
De totale intensiteit van en stress door hallucinaties en wanen verschilde verrassend genoeg niet tussen beide groepen. De volgende verschillen werden wel gevonden: in H-S versus nH-S: een hogere mate van kwaadwillendheid toeschrijving aan de stemmen, meer cognitief en gedragsmatig verzet tegen de stemmen, meer vreemde belevingen (perceptuele veranderingen / vervormingen van externe objecten), minder positieve betrokkenheid op de stemmen, minder vertrouwen in geloof en spiritualiteit als vorm van coping, minder ervaren mogelijkheid om de stemmen direct te beïnvloeden. Qua fenomenologie waren de stemmen van nH-S meer in de ik-vorm, hoorbaar via de oren en met een inhoud die op de persoon betrekking had.
Interessant en wellicht nuttig voor ons om aan te denken in gesprekken, is dat deelnemers zelf eigenlijk helemaal niet vaak het woord ‘grip’ of ‘controle’ gebruiken. Ze denken meer in termen van ‘verbinden met …’ of ‘de relatie met …’.
De deelnemers bleken allemaal herkenning te hebben met vijf fasen:
- 1.de stemmen beginnen
- 2. er wijs uit proberen te worden
- 3. een (crisis-)keerpunt waarop duidelijk wordt dat externe hulp of inzichten moeten worden gezocht (binnen of buiten de reguliere zorg)
- 4. Aansluiting maken met die hulp
- 5. Acceptatie, een aanvaarding van het ‘leven met …’.
Het is echt een interessant artikel, hoe klein de steekproeven ook zijn. Het onderzoek gaat diep in hoe stemmenhoorders zelf het proces van leven met stemmen hebben ervaren en tegemoet zijn getreden; en behalve statistiek staan er verlevendigende verbatim-voorbeelden van individuele cliënten in deze publicatie.