“The medication helps me not to deal with that, so I can go about my day-to-day life (…) even though I kind of do need to cry and I do need to confront these emotions and I do need tot deal with these issues.” (Subject 19)
Bij mensen met psychose en trauma zijn antipsychotica (AP) weliswaar primair gericht op de psychotische verschijnselen. Maar kunnen ze ook invloed hebben op trauma symptomen? Welke effecten dan? En welke impact hebben AP op trauma verwerking? En wat vinden patiënten daarvan?
Antipsychotische medicatie beogen reductie van stemmen horen en overmatige achterdocht, maar kennen ook veel bijwerkingen zoals emotionele vervlakking, cognitieve verdoving, en sedatie. Deze effecten zouden veranderingen teweeg kunnen brengen in hoe mensen met psychose en vroegkinderlijke trauma hun trauma-gerelateerde symptomen ervaren, en wat dit voor hen betekent.
Onderzoekers uit Melbourne deden een eerste kwalitatieve studie bij mensen met psychose en trauma naar de invloed van antipsychotische medicatie op subjectieve beleving van (1) gedachten, beelden en/of herinneringen, (2) emoties en (3) fysieke responsen, gerelateerd aan hun vroegkinderlijke trauma’s. Zij namen vragenlijsten voor trauma en psychose en semigestructureerde interviews af bij 19 deelnemers (16-65 jaar), zijnde een mix van mensen die recent in behandeling waren bij een centrum voor vroegdetectie en preventie (N=5), al enige tijd in behandeling waren bij een ggz-instelling (N=2), of geworven werden uit een bredere populatie met behandeling in het verleden (N=12). Bij alle deelnemers was sprake van gebruik van AP, nu of vroeger, en van vroegkinderlijk misbruik (fysiek, seksueel en/of emotioneel misbruik, fysieke en/of emotionele verwaarlozing).
Uit de interviews kwamen twee hoofdthema’s naar voren: (1) de impact van AP op trauma gerelateerde ervaringen, en (2) de rol van AP in het verwerken van trauma. Met betrekking tot het eerste thema werd duidelijk dat de meesten rapporteerden dat AP een verandering gaf in hun beleving van gedachten, beelden/flashbacks, emoties en fysieke responsen, waarbij een meerderheid een verlichting van intensiteit ervoeren. Een minderheid rapporteerde echter juist een intensivering en verhoogde frequentie ervan.
Met betrekking tot het tweede thema kwam vooral het spanningsveld naar voren tussen AP en trauma-gerichte psychotherapie. Sommige deelnemers benadrukten het belang van de confrontatie met je trauma’s (in traumagerichte psychotherapie), omdat daardoor trauma’s verwerkt kunnen worden en op de langere termijn vermindering en genezing geeft van trauma-gerelateerde symptomen. AP werden daarbij ervaren als middelen die weliswaar op korte termijn verlichting geven – minder gedachten, intrusies en herbelevingen, minder negatieve emoties, etc. – maar voor traumaverwerking juist in de weg staan vanwege sederende en herinnering onderdrukkende effecten. AP zouden in dat verband gezien kunnen worden als een vorm van post-traumatische vermijding.
Let wel op: dit was een kwalitatief en subjectief onderzoek. PTSS werd niet in kaart gebracht, noch werden subjectieve verbanden gelegd tussen dosering antipsychotica enerzijds en aard en mate van impact op trauma gerelateerde symptomen anderzijds. Ook had meer benadrukt mogen worden – ofschoon wel aangestipt – dat traumabehandeling bij psychose niet alleen veilig is gebleken, maar ook regulier effectief op PTSS-klachten, en dit bij een groep mensen die allemaal AP gebruikten. De data uit trauma-therapie studies bij mensen met psychose en AP-gebruik lieten geen sterke belemmering zien van de AP.
Artikel