Door Helga Ising
Veel jongeren met een hoog risico op psychose hebben niet alleen te maken met bijzondere ervaringen, maar ook met dingen zoals angst, depressie en problemen op sociaal of werk/studiegebied. Het lastige is dat elke jongere die risico loopt, andere symptomen en uitdagingen heeft. Dit maakt het moeilijk om één aanpak te vinden die voor iedereen werkt. Benieuwd hoe we hiermee om kunnen gaan?
Dit onderzoek richtte zich op het identificeren van verschillende UHR-profielen in de algemene bevolking en volgde hun ontwikkeling over een periode van drie jaar. Ten eerste wilden de onderzoekers kijken naar verschillende groepen mensen met een hoog risico op psychose, op basis van de symptomen die ze vertoonden, zoals milde of kortdurende psychotische ervaringen, en demografische factoren. Ten tweede wilden ze begrijpen of de groepen over de tijd veranderen: bijvoorbeeld, of mensen na verloop van tijd van (risico)groep veranderen of dat hun symptomen anders worden tussen de start van de studie en een follow-up later.
Voor deze studie werden 829 personen uit een Zwitserse gemeenschap gevolgd, met een leeftijd tussen de 16 en 40 jaar, waarvan ongeveer de helft vrouw was. Meer dan 95% van de deelnemers had een reguliere baan en ongeveer de helft was single. Door middel van latent class analysis (LCA), een methode die patronen in complexe gegevens kan ontdekken, werden drie verschillende groepen geïdentificeerd.
De eerste groep was de kleinste (n = 19, 2,3%) en bestond uit mensen met lichte psychotische symptomen. Deze groep vertoonde ook een lager opleidingsniveau, was vaker werkloos en had meer comorbide psychische klachten. De tweede groep was iets groter (n = 25, 3,0%) en bestond uit jongeren met psychotische symptomen, vergelijkbare niveaus van functionele beperkingen, maar minder comorbide klachten. Deze groep was ook ‘de oudste’ en het minst vaak single. Tot slot was de derde en grootste groep (bijna 95% van de deelnemers) gekarakteriseerd door nauwelijks psychose-gerelateerde symptomen en werd als de ‘gezondste’ groep beschouwd. Er waren geen significante verschillen tussen de drie groepen wat betreft geslacht, nationaliteit of familiegeschiedenis van mentale stoornissen.
Na drie jaar bleek dat de meeste deelnemers uit de risicogroepen uiteindelijk in de gezondste groep terechtkwamen: 74% van de mensen uit groep 1 en 88% van de mensen uit groep 2 herstelde grotendeels. Tegelijkertijd bleef 91% van de mensen in de gezonde groep stabiel zonder psychotische symptomen. Toch was er een kleine groep (9%) die in de loop van de tijd wél klachten ontwikkelde en verschoof naar een van de risicogroepen (groep 1 en groep 2). Opvallend was dat perceptuele symptomen, zoals hallucinaties, in de tijd toenamen, wat afweek van de verwachting dat deze klachten eerder zouden afnemen. Daarnaast bleek dat mensen in de risicogroepen vaker te maken hadden met functionele beperkingen en psychische aandoeningen, zoals angst- en stemmingsstoornissen.
De resultaten laten zien dat psychotische symptomen (ook) in de algemene bevolking sterk samenhangen met psychische en functionele problemen. De bevindingen onderstrepen wederom het belang van vroegtijdige preventieve interventies, vooral voor mensen met bijkomende psychische klachten of beperkingen in hun dagelijks functioneren. Dus overtuig vandaag nog je manager om ook in te zetten op vroegdetectie in je GGZ-instelling!
Artikel