Cognitieve problemen zijn een belangrijk kenmerk van psychotische stoornissen. En ze worden ook gevonden in mensen met een Ultra High Risk (UHR) status. De cognitieve problemen bestaan dus al -zij het in mindere mate- voordat mensen een psychotische episode doormaken. Dit interesseert onderzoekers en clinici al tientallen jaren omdat daar wellicht een mogelijkheid ligt voor preventie van psychose. Kan cognitieve remediatie een rol spelen in het voorkomen van de transitie naar een psychose? Dat zou een heel mooi en concreet aanknopingspunt bieden in de behandeling van mensen met een UHR-status.
In de afgelopen jaren is er dus veel onderzoek gedaan naar de rol van cognitieve problemen in de aanloop naar een psychotische stoornis. En toch blijft de vraag onbeantwoord of cognitieve beperkingen nu een risicofactor zijn voor het ontwikkelen van een psychose (een soort “vulnerability marker”) of dat ze het gevolg zijn van het ziekteproces tijdens een psychose?
Om dit te onderzoeken wordt er de laatste jaren steeds meer gebruik gemaakt van UHR-groepen. Deze worden dan afgezet tegen gezonde controles en mensen met een psychose. De resultaten van deze studies zijn wisselend. Over het algemeen kan worden gezegd dat beperkingen in verbaal leren en informatieverwerking voorspellend zijn voor psychose. De auteurs van deze studie maken een interessante kanttekening bij de meeste studies die tot nu toe zijn gedaan. Zou het niet zo kunnen zijn dat we de verkeerde groepen met elkaar vergelijken? Slechts een relatief klein deel van de mensen met UHR krijgt een psychose en mogelijk worden de cognitieve beperkingen in deze groep te sterk “verdund” door alle mensen in deze groep die -gelukkig- uiteindelijk geen psychotische stoornis blijken te krijgen. Om die reden vergelijken de onderzoekers in deze studie vier groepen jonge mensen: (1) hulpzoekende controles (zonder psychoserisico); (2) mensen met een UHR-status die niet de transitie maken naar psychose; (3) mensen met een UHR-status die wél de transitie maken naar psychose en (4) vroege eerste psychose patiënten.
Eerst presenteren ze de data als de groepen 2 en 3 samen worden genomen. De UHR-groep wordt daarin dus als geheel meegenomen, net zoals in de meeste andere studies wordt gedaan. Dat wordt het beste weergegeven in deze grafiek:
Er werden geen significante verschillen gevonden tussen de UHR-groep (n=205) en de hulpzoekende controles (n=89). Wel scoorden de patiënten met een eerste psychotische episode significant slechter op verbaal leren, informatieverwerkings-snelheid en algemene cognitie.
In een tweede analyse splitsten ze de UHR-groep op in mensen die de transitie naar psychose wel hebben gemaakt (n=12) en mensen die de transitie niet hebben gemaakt (n=163). De gemiddelde follow-periode was 99 weken. De transitiegroep is een kleine groep en de resultaten moeten dus voorzichtig worden geïnterpreteerd. Die laten echter wel een ander beeld zien dan de vorige grafiek:
Deze resultaten laten zien dat de mensen die de transitie naar psychose maakten qua cognitief profiel sterk lijken op de eerste psychose patiënten. En dat terwijl de meting zijn gedaan toen ze nog niet psychotisch waren. Het grootste significante verschil tussen de twee UHR-groepen werd gevonden op verbaal leren.
En wat betekent dit nu allemaal? De auteurs concluderen dat deze resultaten aantonen dat specifieke cognitieve problemen (met name verbaal leren) tijdens de prodromale fase een belangrijke marker zijn voor psychoserisico, meer nog dan algemeen cognitief functioneren. Daarnaast laten de resultaten zien dat er geen verslechtering in cognitief functioneren plaatsvindt tijdens de transitie naar psychose. Dit is indirect bewijs voor de hypothese dat cognitieve problemen eerder een risicofactor zijn voor het ontstaan van een psychose en niet zozeer resultaat van een neurodegeneratief proces tijdens de psychotische stoornis.
Er zitten veel haken en ogen aan deze studie en de conclusies die worden getrokken maar de kwestie die wordt onderzocht is interessant en de manier waarop dat wordt gedaan prikkelend. De auteurs adviseren longitudinaal onderzoek te doen naar de ontwikkeling van cognitief functioneren in mensen die vanuit een UHR-status de transitie maken naar psychose. Complex maar noodzakelijk om een antwoord te geven op de vragen die in deze studie worden opgeworpen. Werk aan de winkel dus!