Een tekort aan vitamine D wordt al enige tijd in verband gebracht met psychose. Vitamine D is betrokken bij processen die een rol spelen in de ontwikkeling en het functioneren van het brein. Zou een tekort ook echt bijdragen aan het ontstaan van psychose?
De auteurs van het hier besproken artikel grepen dit aan om een systematische review te doen. De review betrof zowel mensen met een eerste psychotische episode, als mensen met een chronisch verloop. De auteurs keken naar negatieve symptomen, positieve symptomen, cognitieve symptomen en prestaties, depressieve symptomen en algemene en totale psychopathologie.
Er werden 1040 artikelen geselecteerd. Daarvan bleken er 29 te voldoen aan de criteria van de onderzoekers. Van deze 29 studies waren er 26 observatiestudies (5 over eerste episode psychose en 21 over chronisch psychose). Er waren ook 3 randomized controlled trials (RCT’s) naar het effect van vitamine D suppletie bij mensen met een chronisch psychotische stoornis.
Uit de review blijkt dat in 13 van 23 (57%) van de observatiestudies een omgekeerd verband werd gevonden tussen negatieve symptomen en vitamine D-levels. Dat wil zeggen dat er meer negatieve symptomen worden gevonden als er een groter vitamine D-tekort is. Een dergelijk verband wordt ook gevonden bij cognitieve symptomen, namelijk in 5 van 8 studies (63%). De cognitieve prestaties worden beter bij hogere levels vitamine D. Er wordt geen verband gevonden tussen vitamine D-levels en positieve psychotische symptomen bij 15 van 22 studies. Ook bij depressieve symptomen, totale psychopathologie en algemene psychopathologie kan er op basis van deze review niet van een verband met vitamine D worden gevonden.
Bij de 3 RCT’s werden indicaties gevonden dat suppletie van vitamine D negatieve symptomen (1 van 3 studies), algemene en totale psychopathologie (1 van 2 studies) verminderde en cognitieve prestaties verbeterde (1 van 1 studie). Maar hierbij wordt aangetekend dat dit effect verdween na statistische correctie. Er werd geen effect gevonden op positieve psychotische en depressieve symptomen (beiden in alle 3 de RCT’s).
Van de klinische uitkomstmaten werd het verband tussen lage vitamine D en negatieve symptomen het vaakst gerepliceerd. Hierbij kan echter de vraag worden gesteld of het tekort aan vitamine D zou kunnen worden veroorzaakt doordat mensen met ernstiger negatieve symptomen minder vaak naar buiten gaan en dus minder aan zonlicht worden blootgesteld. Andersom, dat vitamine D causaal de negatieve symptomen verergert, kan dus niet zomaar worden verondersteld.
Daarmee komen we dan ook bij de mitsen en maren die bij de uitkomsten van de review kunnen worden geplaats. De auteurs geven aan dat er veel verschillen tussen de onderzoeken in hun review bestaan. Zo waren er variaties tussen studies in hoe ze psychose stadium vaststelden, hoe vitamine D werd gemeten, en hoe vitamine D tekort was bepaald. Wat betreft de gevonden verbanden tussen vitamine D en cognitieve symptomen, moet voorzichtigheid betracht worden, omdat een groot aantal studies relatief kleine onderzoeksgroepen had.
De 3 RCT’s in de review verschillen sterk van elkaar met betrekking tot de populaties en de gevonden resultaten, waardoor er geen eenduidige uitspraken kunnen worden gedaan over de het effect van vitamine D-suppletie.
Opvallend is dat de auteurs geen uitspraken doen over de geografische kenmerken van de studies die ze hebben geïncludeerd. De landen waarin de studies zijn gedaan worden wel genoemd, maar komen niet terug in het artikel met betrekking tot mogelijke invloed op de uitkomsten. Dit, terwijl er wel wordt gerefereerd aan onderzoek waarin evidentie wordt gevonden voor de invloed van geografische locatie, leefomgeving (stad, platteland) en huidskleur op vitamine D-levels en -opname.
Hoewel de gevonden verbanden dus met voorzichtigheid moeten worden benaderd, geven de auteurs terecht aan dat de mogelijkheden om negatieve en cognitieve symptomen te behandelen tot op heden erg beperkt zijn. Mocht vitamine D een rol spelen bij deze symptomen dan zou het dus klinisch relevant kunnen zijn om dit verder uit te zoeken. De auteurs pleiten ook voor meer RCT’s om causaliteit verder te onderzoeken.