Hoe kan overmatige achterdocht verklaard worden? Heeft het te maken met de narigheid die iemand heeft gemaakt in het verleden waardoor hij anderen wantrouwt? Of is het een vorm van afweer zodat hij zijn negatieve zelfbeeld niet hoeft te voelen? Alles dat misgaat ligt dan immers aan de kwade intenties van anderen. Om deze belangrijke vraag te beantwoorden hebben vooraanstaande paranoia onderzoekers de handen in een geslagen.

De afgelopen 25 jaar is er veel onderzoek gedaan naar verklaringsmodellen van overmatige achterdocht. Het psychodynamische model (o.a. Freud; Bentall) veronderstelt dat men de schuld voor negatieve levensgebeurtenissen toeschrijft aan anderen (=externaliserende attributiestijl) om het fragiele zelfbeeld (angstig, klein, kwetsbaar) niet te voelen. Dingen die telkens misgaan liggen dan aan de ander. Een psychologische vorm van zelfverdediging ofwel ‘afweer’.
Cognitieve modellen daarentegen (o.a. Freeman) veronderstellen dat negatieve life-events kunnen leiden tot negatieve kernopvattingen over zichzelf en ook anderen. Wanneer iemand meer onzeker is en zichzelf als kwetsbaar ervaart, zou hij ook meer bezig raken met potentiële negatieve intenties van anderen; anderen worden sneller als een bedreiging beleefd. Niet zozeer om zichzelf te beschermen, maar juist als een extra onprettige factor erbij, die eigenlijk niks positiefs oplevert.
Het cognitieve model steunt meer op bewijs dan het ‘zelf-verdedigingsmodel’. Een kanttekening van eerdere review onderzoeken was wel steeds dat er te weinig evidentie gevonden werd voor het ‘zelfverdedigingsmodel’ door te weinig ‘power’ in verband met te kleine aantallen.

Bekende Britse paranoia onderzoekers hebben daarom alle beschikbare paranoia studies van de afgelopen 25 jaar bij elkaar gezocht. Na literatuuronderzoek en artikelen selectie bleven 64 geschikte paranoia-studies over voor de meta-analyse met bij elkaar genomen 5.363 proefpersonen (met psychose, depressie en gezonde mensen).

Uit hun meta-analyse blijkt dat het negatieve zelfbeeld een belangrijke rol speelt, conform met het cognitieve model, en niet sterk passend bij het zelf-verdedigingsmodel. Vanuit dit laatste werd namelijk verondersteld dat zelfbeeld effectief beschermd zou worden, en dus positief zou worden beleefd (1e versie van dat model), of anders op zijn minst tot grote verschillen zou leiden tussen het ‘expliciete’ en ‘impliciete’ zelfwaardering (2e versie van dat model). Dit eerste werd niet gevonden en dat laatste kwam er ten dele wel uit. Zowel de discrepantie tussen impliciet en expliciet zelfbeeld, alsook een externaliserende attributiestijl, waren significant gerelateerd aan paranoia. Die bevindingen steunen deels de 2e versie van het ‘zelf-verdedigingsmodel’, maar passen ook vrij goed bij het cognitieve model.

Het beste is om experimentele studies op te zetten om op die manier mechanismen te testen. Voor een deel is dat al gedaan door onderzoekers omtrent het cognitieve model, en daar is inmiddels een uitbreidende hoeveelheid evidentie voor als basis.

Murphy, P., Bentall, R.P., Freeman, D., O’Rourke, & Hutton, P. (2018). The paranoia as defence model of persecutory delusions: a systematic review and meta-analysis. The Lancet Psychiatry, 5 (11), 913-929.

Artikel