Alle trouwe GU lezers kennen het begrip ultrahoog risico (UHR) op psychose: met behulp van metingen en interviews (bv de PQ16 en CAARMS) kan worden bepaald welke niet-psychotische cliënten in de GGZ in de ultrahoog risicogroep vallen om binnen enkele jaren een psychose te ontwikkelen.
De auteurs van dit artikel onderzochten of een specifieke set van variabelen misschien de transitie naar psychose op kortere termijn (dan twee jaar) kan voorspellen. Preventie is gebaat bij dit type vervolgonderzoek: hoe preciezer we weten wie er op omvallen staat, hoe preciezer we psychosen kunnen helpen voorkomen.
De onderzoekers werkten vanuit de American Prodrome Longitudinal Study. De Scale of Psychosis-Risk Symptoms (SOPS) wordt in die studie gebruikt om UHR te bepalen. Deze schaal meet in 19 items positieve symptomen, negatieve symptomen, desorganisatie symptomen en overige symptomen (bv slaapproblemen). De vraag was welke items het best voorspellen wie er psychose krijgt.
De in dit artikel genoemde vragenlijst wordt in Nederland bijna niet meer gebruikt. De gouden standaard is de CAARMS die ontwikkelt is voor hetzelfde doel. Het is steeds weer interessant te zien dat er regionale vragenlijsten gebruikt worden. Vooral Amerikanen hebben de neiging om de voorkeur te geven aan eigen materiaal, vaak geënt op reeds bestaande lijsten.
Deze vraag werd achtereenvolgens in twee cohorten van mensen met UHR en zonder UHR (controlegroep) onderzocht. Uiteraard kunnen uit beide groepen mensen een psychose krijgen, ook al verwacht je er veel meer in de UHR groep. Alle deelnemers hadden SOPS-scores en bij allemaal werd na 6, 12, 18 en 24 maanden op basis van een SCID-1 interview bepaald of er van een psychose sprake was (geweest) of niet. De SOPS en SCID-gegevens konden dus vergeleken worden om te zien welke SOPS items het best psychose voorspellen. Met zeer uitvoerige statistische procedures en berekeningen werd aangetoond dat in deze cohorten vier items samen het sterkst psychose voorspellen op zowel 6, 12, 18 als 24 maanden: hoe hoger de scores op Ongewone Gedachteninhoud, Achterdocht, Gedachtenarmoede (‘reduced ideational richness’) en Moeilijkheden Met Aandacht/Concentratie, hoe groter de kans op een psychose. De items Ongewone Gedachteninhoud en Achterdocht voorspelden al significant, maar de vier-item subset was nog iets beter.
De auteurs beklemtonen dat dit onderzoek nog niet meteen klinisch bruikbaar is: er zal meer onderzoek naar moeten plaatsvinden, er zijn wellicht nog andere (sets van) variabelen? Wel is het opmerkelijk dat er niet alleen in deze studie maar ook uit andere studie geen waarnemingsvariabelen als voorspeller naar voren komen: het lijkt een hard gegeven dat waarnemingsstoornissen op zich niet psychose voorspellend zijn. Dat zou weer helemaal aansluiten bij de gedachte dat het de interpretatie is van de waarnemingsanomalie wat (psychotische) problemen geeft; wat ook uit dit onderzoek naar voren komt, namelijk problemen met denken en aandacht psychose het best voorspellen.