Hoe zat het ook alweer? Zijn negatieve emoties nu een gevolg of juist een oorzaak van verhoogde achterdocht? En wat is de relatie met de verhoogde opmerkzaamheid voor triviale stimuli die ten grondslag zou liggen aan de ontwikkeling van paranoia? Het zijn vragen die paranoia onderzoekers al decennialang boeien. In deze studie wordt een interessante methode gehanteerd om meer zicht op die samenhang te krijgen.
Mensen met overmatige achterdocht hebben vaak last van negatieve gevoelens, vooral depressie en angst. Er bestaan verbanden tussen emotionele processen en paranoia. Zo kunnen veranderingen in angst leiden tot veranderingen in paranoia. Opmerkelijk is dat onderzoek waarbij in de loop der tijd op steeds dezelfde wijze herhaalde metingen plaatsvinden (longitudinaal onderzoek), liet zien dat niveaus van angst en depressie paranoia konden voorspellen, terwijl de aanwezigheid van wanen geen negatieve emoties voorspelde. Er bestaat dus een vermoeden dat negatieve emoties niet uitsluitend voortkomen uit paranoia, maar mogelijk een directe rol spelen in de formatie en het in standhouden van paranoia.
Een prachtige manier om daarover meer te weten te komen, is ESM: Experience Sampling Method. ESM is een gestructureerde dagboek methode waarmee men gedachten, stemming en psychiatrische symptomen in de context van het dagelijkse leven kan onderzoeken (Myin-Germeys, et al., 2003).
Een internationale onderzoeksgroep maakte gebruik van ESM om van moment tot moment verbanden te onderzoeken tussen negatieve gevoelens en paranoia en voegde daar een derde variabele aan toe, namelijk verhoogde opmerkzaamheid (‘aberrant salience’), vanuit de idee dat psychotische ervaringen voortkomen uit verhoogde opmerkzaamheid voor triviale stimuli, ten gevolge van dopamine ontregeling. De groep had drie hypotheses:
- Het niveau van negatieve emoties op het ene meetmoment hangt samen met een verandering in paranoia bij het volgende meetmoment;
- Het niveau van verhoogde opmerkzaamheid op het ene meetmoment hangt samen met een verandering in paranoia bij het volgende meetmoment;
- Het niveau van negatieve emoties hangt samen met een verandering in verhoogde opmerkzaamheid bij het volgende meetmoment.
Het onderzoek werd uitgevoerd bij een groep van 24 opgenomen patiënten van 18 jaar en ouder met een diagnose uit het schizofrenie spectrum, bij wie sprake was van actuele overmatige achterdocht. Zij moesten elke dag op zeven willekeurige momenten een ESM-vragenlijst invullen, gedurende 14 dagen.
Van de 24 deelnemers, bleken slechts 14 te voldoen aan het invullen van in totaal tenminste 30 ESM-vragenlijsten. De resultaten voor deze groep bevestigden de hypotheses. Negatieve emotie veroorzaakte verergering van paranoia op een volgend meetmoment, maar niet andersom. Ook werd, voor het eerst, een van moment tot moment verband aangetoond tussen verhoogde opmerkzaamheid en een toename van paranoia, en niet andersom. Met andere woorden, een verhoogde sensitiviteit voor nieuwe en persoonlijke betekenissen in het dagelijkse leven maakt een persoon meer ontvankelijk voor overmatige achterdocht.
Ook lijkt er, met enige terughoudendheid, sprake van zowel directe en indirecte (via toegenomen verhoogde opmerkzaamheid) invloed van negatieve emotie op paranoia.
Ofschoon deze resultaten uiteraard beperkte zeggingskracht hebben, vanwege o.a. een relatief kleine onderzoeksgroep, en andere factoren vermoedelijk ook een rol spelen in het in standhouden van paranoia, lijken zowel negatieve emoties als aberrant salience paranoia aan te drijven en te versterken, in plaats van uitsluitend gevolgen te zijn van het symptoom.
Behalve het direct therapeutisch interveniëren op overmatige achterdocht, door middel van farmacotherapie en CGT, lijken psychotherapeutische interventies gericht op vermindering van depressie en angst – of op het reduceren van de impact van aberrant salience – dus ook zinvol in het verminderen van paranoia.
So, S.H., Chau, A.K.C., Peters, E.R., Swendsen, J., Garety, P.A., & Kapur, S. (2018). Moment-to-moment associations between negative affect, aberrant salience, and paranoia. Cognitive Neuropsychiatry, 23(5), 299-306. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/30047842
Myin-Germeys, I., Delespaul, P.A.E.G., & Os, J. van. (2003). Experience sampling onderzoek bij psychose. Een overzicht. Tijdschrift voor Psychiatrie, 45(3), 131-140.