Zijn mensen met psychose vaker onveilig gehecht? En gaan onveilige hechtingsstijlen samen met ernstiger psychosesymptomen? De auteurs van dit artikel voerden een meta analyse uit met data uit studies naar de relatie tussen hechting en psychose.
Naast veilige hechting worden drie vormen van onveilige hechting onderscheiden, te weten angstig-ambivalente/gepreoccupeerde hechting, angstig-vermijdende hechting en gedesorganiseerde hechting. Gedesorganiseerde hechting wordt in dit artikel beschreven als de combinatie van de eerste twee onveilige hechtingsstijlen, dus én zeer angstig-ambivalent én zeer vermijdend. We beschouwen de begrippen en hun betekenis verder als bekend.
Wat wisten we al?
Kwalitatief (review-)onderzoek toonde aan dat onveilige hechtingsstijlen geassocieerd zijn met een slechtere prognose en idem therapie-uitkomst bij mensen met psychose. Maar of er ook verband bestaat tussen hechting en de ernst en aard van psychoseklachten, dat is minder duidelijk. Er zijn matig sterke verbanden aangetroffen van de angstig-vermijdende stijl en tegenstrijdige verbanden voor de angstig-ambivalente hechting met de ernst van positieve en negatieve psychosesymptomen. Het probleem in het onderzoeksveld van hechting en psychoseklachten is dat veel van die studies matig of slecht van kwaliteit zijn: invalide hechtings-meetinstrumenten, te kleine steekproeven, mistige statistiek, dat soort dingen.
De onderzoekers vonden het daarom hoog tijd worden voor een kwantitatieve review van de bestaande onderzoeksliteratuur. De onderzoeksvragen voor deze meta analyse waren: hoe vaak komt (elk van de typen) onveilige hechting voor in de populatie van psychotische cliënten in vergelijking met de gewone populatie, en zijn er over het hele psychosespectrum (cliënten en niet-cliënten) verbanden tussen onveilige hechting en de ernst van psychoseklachten?
Uitkomsten van deze meta-analyse
25 Studies die aan de methodologische eisen voldeden (o.a. peer reviewed, voorzien van expliciete info over gevolgde statistische procedures, een valide assessment van zowel psychose als hechting, groepsstudie) vonden uiteindelijk hun weg naar deze meta-analyse.
De resultaten wijzen uit dat onveilige hechting significant vaker voorkomt bij cliënten met psychosen (76%) dan in de gewone populatie (38%).
Binnen de psychosespectrumgroep (cliënten en niet-cliënten samen) werd 38% gedesorganiseerde, 23% angstig-vermijdende en 17% angstig-ambivalente hechting gevonden. Positieve psychosesymptomen bleken een zwakke (<.30) maar wel significante correlatie te hebben met gedesorganiseerde hechting; dit verband werd met name gevonden in de groep van mensen met een ultrahoog psychoserisico (UHRp). Er werd geen correlatie gevonden tussen hechtingsstijlen en negatieve symptomen in de cliënten-psychosegroep, doch wel in de niet-cliëntengroep (matig verband met angstig-vermijdende hechting, zwak verband met angstig-ambivalente/gepreoccupeerde hechting).
De enige min of meer solide conclusies uit dit onderzoek zijn dat alle vormen van onveilige hechting vaker voorkomen bij mensen met psychose, en dat in het bijzonder de gedesorganiseerde hechting (zwak)geassocieerd is met positieve psychosesymptomen (zoals stemmen en wanen). De relatie tussen problematische hechting en psychose is niet verrassend, gegeven wat er reeds bekend is bij psychose cliënten over traumatisering en verwaarlozing in de jeugd, alsook de vaak gevonden verbanden tussen negatieve zelf- en ander-opvattingen enerzijds, en psychose klachten anderzijds.
Maar specifiek over hechting is meer onderzoek natuurlijk altijd interessant, bijv. om te kijken hoe de hechtingsstijlen precies tot grotere kans op psychose leiden, hoe het ook doorwerkt in actuele interacties, bijv. interacties met de hulpverlening.