De impact van de beperkingen ten gevolge van de coronacrisis op ons dagelijkse leven en psychisch welzijn is enorm geweest en nog steeds voelbaar. Vooral jonge mensen met een verhoogd risico op psychose zijn kwetsbaar voor extra psychische stress als gevolg van het opgelegde fysieke isolement en het tezelfdertijd wegvallen van face to face hulpverlening. UHR specifiek aanbod van eHealth zou hen wellicht kunnen helpen.

Gegeven de stress kwetsbaarheid bij mensen met een UHR-status en de rol van sociale isolatie voor het risico op een psychose, lijkt het aannemelijk dat klinische issues die samenhangen met de UHR-status, verslechteren als gevolg van de stress die COVID-19 met zich meebrengt. Dit onderstreept het belang van vroege detectie en interventie, en roept om aanpassingen in de psychotherapie voor UHR, vanwege het grotendeels wegvallen van face-to-face contacten.

Een Amerikaanse onderzoeksgroep was van mening dat eHealth (“telepsychotherapie”) een veelbelovende outreachende interventie is, maar constateerde ook dat hierin voor UHR nog weinig evidence based protocollen of richtlijnen bestaan. Zij vonden het daarom zinvol om ‘best practices’ in kaart te brengen, gericht op een aantal klinische issues, specifiek voor de UHR doelgroep. Zij beschrijven de volgende issues: stress sensitiviteit; suïcide en veiligheid; gezondheid en welzijn; isolement en sociaal functioneren; middelengebruik; trauma; ondersteuning bij opleiding en werk; en monitoring van bijzondere en ongewone ervaringen. In een overzicht werd vervolgens per issue beschreven welke risico’s op verslechtering COVID-19 daarbij met zich meebrengt, welke best practices gedurende de pandemie voor dat issue geboden kunnen worden, welke CGT-UHR-onderdelen daarbij toegepast kunnen worden, en hoe online psychotherapie (beeldbellen) ingezet zou kunnen worden, ondersteund door andere digitale middelen (smartphone apps, online vragenlijsten, e.d.).

Bijvoorbeeld bij het klinische issue ‘trauma’ wordt gewezen op het risico van verslechtering van traumatische ervaringen ten gevolge van acute stress tijdens de pandemie, waarvoor als best practices wordt genoemd: assessment van actuele trauma symptomen en veiligheid, en allereerst inzetten op waarborgen van veiligheid (onderdak, veilige omgeving, voeding en andere basisbehoeften) en gebruik maken van traumagerichte CGT. Symptoom monitoring en planning van veiligheid kan via beeldbellen plaatsvinden, ondersteund door apps (bijv. PTSD Coach).

Ook worden enkele, meer gepersonaliseerde patiënt vignetten beschreven, met suggesties als: verkorten van de beeldbeltijd (bijv. 2x 20 minuten i.p.v. 50 minuten); scherm delen voor meer taakgericht werken; gebruik maken van in vivo exposure voor sociale interactie oefeningen; exploreren van de mogelijkheden van activering binnenshuis (als alternatief voor buitenshuis); aanmoedigen van veilige activiteiten (bijv. wandeling) buitenshuis aan; bepalen van vaste routines en afspraken met gezinsleden rondom leren, werken, gebruik computer, maaltijden, gezinscontact, e.d.

Kortom, de onderzoekers concluderen dat ‘telepsychotherapie’ een toegankelijke en acceptabele manier is om therapie aan mensen met UHR aan te bieden. De studie is uitgevoerd in 2019 en inmiddels is duidelijk dat voor de Nederlandse GGZ-praktijk er met deze publicatie niet echt veel nieuws onder de zon wordt geboden.

De enorme boost van EHealth die COVID-19 heeft teweeggebracht, met innovatieve online aanpassingen als alternatief voor reguliere CGT, of in een hybride vorm van online en face-to-face CGT, met talloze ondersteunende add-on smartphone apps, heeft ook de EDI-teams in Nederland die specifiek gericht zijn op de UHR doelgroep, bereikt. Wat daarvan echter wordt toegepast en welke interventies (duurzaam) effectief zijn, is vooralsnog onduidelijk en dient onderzocht te worden.

DeLuca, J.S., Andorco, N.D., Chibani, D., Jay, S.Y., Rakhshan Rouhakhtar, P.J., Petti, E., …Buchanan, R.W. (2020). Telepsychotherapy with youth at clinical high risk for psychosis: clinical issues and best practices during the COVID-19 pandemic. Journal of Psychotherapy Integration, 30(2), 304-331. Artikel

Zie ook: https://www.sfwmaryland.com