“Man, hoe meer ik game hoe rotter ik me voel. Die gasten willen me gewoon niet laten meedoen in de online party. Ben ik zo slecht, ligt het aan mij, of wat hebben mensen toch tegen mij?”
De multi player game als onderzoeksparadigma voor de relatie tussen sociale uitsluiting, zelftwijfel en paranoia.
Van alledaagse onjuiste achterdocht tot gierende paranoia: onderzoek toont een link aan tussen achterdocht en zelfbeeld. Het zelfbeeld van de achterdochtige medemens fluctueert, is (te) laag, is kwetsbaar en/of is afhankelijk van externe gebeurtenissen zoals sociale in- of exclusie. Maar hoe zien de relaties tussen zelfbeeld, paranoia en sociale gebeurtenissen er dan uit? Op dat onderzoeksgebied vindt dit onderzoek van Stewart et al plaats.
De onderzoekers gebruikten in hun onderzoek ‘Cyberball’, een open-source virtueel balspel dat kan worden gebruikt voor onderzoek naar sociale vermijding, uitsluiting of afwijzing. Het spel wordt ook gebruikt om discriminatie en vooroordeel te bestuderen.
Tenminste één belangrijke bevinding uit Cyberball-studies is dat virtuele sociale vermijding (verminderen van aantal contacten door groepsleden) tot en met regelrechte uitsluiting (sociale exclusie) voor het gamende individu negatieve gevolgen: als jouw game-party jou uitsluit, dan voel je je ook buiten de game negatiever over jezelf en wantrouwiger naar je bekenden, en je word sociaal terughoudender.
De hypothesen van dit onderzoek waren dat:
- sociale uitsluiting (in Cyberball) leidt tot een toestand van meer achterdocht (state paranoia).
- dat de sterkte van de relatie tussen uitsluiting en achterdocht wordt gemedieerd door de variabele ‘paranoia proneness’ (trait paranoia).
- dat meer sociale uitsluiting een meer negatieve impliciete zelfbeleving veroorzaakt
- dat negatieve zelfbeleving en paranoia onderling verband houden.
79 proefpersonen (⅔ vrouwelijke en ⅓ mannelijke psychologiestudenten, dus een typische maar helemaal niet algemeen representatieve groep proefpersonen) werden in Cyberball geconfronteerd met meer of minder ‘sociale uitsluiting’. Uitsluiting betekent hier de vraag hoe vaak de speler de bal teruggespeeld krijgt van de door de computer gegenereerde ‘medespelers’.
- De Cyberball Questionnaire stelde vast in welke mate individuelen zich sociaal buitengesloten of juist opgenomen voelde en welke effecten het spel op hun stemming en emoties had.
- Paranoia: trait en state paranoia werden beide gemeten met (twee variaties van) de Paranoia Checklist.
- Zelfwaardering: de expliciete globale zelfwaardering werd bepaald met de Rosenberg Self-Esteem Scale. Impliciete zelfwaardering werd bepaald aan de hand van responsen op de computertaken Implicit Association Task (IAT; globale zelfwaardering) en Implicit Relational Assessment Procedure (IRAP; verschillende deelaspecten van zelf- t.o.v. anderen-waardering). Impliciete zelfwaardering werd naast expliciete zelfwaardering meegenomen, omdat de laatste gevoelig is voor bias (zich gunstig voordoen, sociaal wenselijk antwoorden).
De belangrijkste resultaten bevestigen die van eerdere studies: sociale uitsluiting tijdens Cyberball was geassocieerd met stijgingen in state paranoia en daling van de expliciete zelfwaardering. Ook bleek zoals verwacht, dat hogere trait paranoia vóór aanvang van het spel de relatie tussen uitsluiting en state paranoia ná het spel te versterken. Dus mensen die achterdocht als stabiel kenmerk bezitten, reageren heftiger op sociale uitsluiting.
De rest van de resultaten waren helaas niet significant en de speculatieve interpretaties geven we hier niet weer.