Voordat iemand een paranoïde waan heeft ontwikkeld heeft is er al het nodige mis gegaan. Uren-, dagen-, weken-, soms maandenlang stapelen ervaringen zich op en leiden het ontstaan van de waanovertuiging in. Welke ervaringen dan? Cliënten vertellen het ons in dit onderzoek van Freeman en handlangers.
Verschillende inzichten en studie-lijnen vormen het uitgangspunt van deze studie. Ten eerste de notie, onder andere van Aaron Beck, dat subjectieve rapportages van patiënten (“mijn gedachten raceten”, “alsof een stuk brein dat sliep ineens wakker werd”) van grote waarde zijn om beter te begrijpen hoe psychische problemen zich ontwikkelen – welke psychische problemen dan ook. Een andere lijn vormen de studies naar de theoretisch-statistische samenhang tussen een psychisch probleem (bv paranoia) en veronderstelde causale mechanismen en factoren – bijvoorbeeld dat onder invloed van emotionele processen (zoals piekeren) en van vertekenende denkstijlen (bv JTC) interne (bv intrusies) of externe (bv een wit poeder op tafel) stimuli voorzien worden van beangstigende, paranoïde verklaringen. De derde input komt van vroegsignalerings-studies (prodroom-, ‘basic symptoms’-, ARMS- of UHRp studies). Dit studiegebied brengt signalen en profielen in kaart die voorafgaan aan het zich ontwikkelen van psychosen. Alle drie de studielijnen hebben factoren naar voren gebracht die prodromaal te maken hebben met het ontwikkelen van psychosen – waarbij sommige factoren vaak terugkomen, zoals piekeren, slecht slapen, angst, prikkelbaarheid of verhoogde salience.
In de studie vulden 100 patiënten met achtervolgingswanen een 47-items checklist in over hun subjectieve ervaringen in de weken vóór het begin van de waanovertuiging (‘This questionnaire asks about the weeks before you knew for sure that other people were trying to harm you’). De items waren opgenomen in categorieën die volgens theorie en onderzoek relevant zijn: piekeren, nare beelden zien (negative imagery), weinig zelfvertrouwen, slechte slaap, stemmingsontregeling, dissociatie, manische symptomen, afwijkende salience, hallucinaties, middelengebruik en stressoren. Ook werd beoordeeld hoeveel tijd het in beslag nam om volledig van de waan overtuigd te raken.
Meestal duurde het een aantal maanden voordat patiënten waanzekerheid hadden bereikt (n = 30). Maar ook kwam voor: enkele weken (n = 24), jaren (n = 21), meteen (n = 17) of een paar dagen(n = 6).
De meest voorkomende prodromale ervaringen waren:
- laag zelfvertrouwen (n = 84)
- piekeren (n = 80)
- zich niet zichzelf voelen (n = 77)
- concentratieproblemen (n = 77)
- bezig blijven met problemen (n = 75)
- negatief over zichzelf (n = 75)
- negative imagery (n = 75)
- slaapproblemen (n = 75).
Het gemiddeld aantal ervaringen was 8,7. De ervaringen konden worden geclusterd in zes hoofdtypen (factoren), waarvan de patiënten er gemiddeld 5,4 (!) bevestigden te hebben ervaren:
- ‘piekeren en negatieve gedachten over Zelf’, (9 items)
- ‘afwijkende salience en manie’ (9 items)
- ‘gedesorganiseerde gedachten en emoties’ (8 items)
- ‘stressvolle gebeurtenissen’ (6 items)
- ‘perceptuele anomalieën and slaapproblemen’ (5 items)
- ‘dissociatie’ (5 items).
De conclusie: bij paranoïde patiënten zijn de meeste bekende causale factoren van paranoia niet alleen waanonderhoudend, maar prodromaal reeds waanvormend aanwezig. Dit maakt begrijpelijk hoe stressvol de die prodromale periode is. Deze resultaten sluiten erg goed aan bij de bekende theorieën en bevindingen over het causale paranoia-netwerk. De snelheid waarmee de waan zich vervolgens ontwikkelt varieert dan weer sterk: van vrijwel onmiddellijk tot jaren. Belangrijke vraag is natuurlijk waar dat nou weer aan ligt?