Hoe zit het ook alweer met de hechtingsstijl theorie van Bowlby?
Deze psychoanalyticus deed in de jaren 30 onderzoek naar de manier waarop kinderen gehecht raken aan hun ouders (waarbij traditioneel vooral de moeder het grootste gedeelte van de opvoeding op zich nam). Volgens de theorie zijn er vier soorten hechtingsstijlen te onderscheiden: veilig, angstig, ambivalent en vermijdend. De band die een kind met zijn moeder ontwikkelt in de vroege jeugd leidt tot de ontwikkeling van een internal working model; een cognitieve representatie van hoe we de wereld, onszelf en anderen waarnemen.
Een onveilige hechtingsstijl is in eerder onderzoek vaak in verband gebracht met psychose. Wat echter nog niet veel onderzocht is, is hoe onveilige hechting samenhangt met de verschillende specifieke psychotische symptomen. Deze studie heeft daarom onderzocht wat de relatie is tussen hechtingsstijl en paranoia en hallucinaties. Daarnaast werd onderzocht of het hebben van een negatief zelfbeeld de relatie tussen hechtingsstijl en psychotische symptomen (deels) verklaart. Dit werd onderzocht in 176 patiënten die gediagnosticeerd zijn met schizofrenie en 113 gezonde controles.
Uit deze studie blijkt dat onveilige hechting samenhangt met paranoia, maar niet met hallucinaties. Het lijkt voor de hand te liggen dat onveilige hechting tot paranoia leidt, omdat een onveilige hechting problemen in het vertrouwen ten opzichte van anderen met zich meebrengt. Toch is dit een van de weinige studies die kijkt naar de relatie van hechtingsstijlen en specifieke psychotische symptomen. De resultaten komen overeen met eerder onderzoek van dezelfde auteurs, waarin verwaarlozing in de kindertijd (vroege ervaringen die een bedreiging vormen voor een veilige hechting) samenhing met paranoia, maar niet met hallucinaties (zie Bentall et al., 2012). Verder blijkt uit dit onderzoek dat het hebben van een negatief zelfbeeld inderdaad de relatie tussen onveilige hechting en paranoia verklaart. Deze bevinding komt overeen met de huidige cognitieve verklaringsmodellen van paranoia, waarbij vaak negatieve schema’s ten opzichte van zelf en anderen als verklaring worden aangehaald voor het ontstaan van paranoia (zie bijvoorbeeld Bentall et al., 2001 en Freeman et al., 2002). Als ook uit toekomstige studies zal blijken dat onveilige hechting samenhangt met paranoia, zou dit een belangrijk aangrijpingspunt kunnen zijn voor vroegtijdige interventie.