Virtual Reality Exposure Therapy (VRET) doet steeds meer zijn intrede binnen de GGZ. Voor mensen die last hebben van een spinnenfobie, sociale angst of veteranen met PTSS klachten is virtual reality (VR) al een effectieve en veilige manier om exposure behandelingen uit te voeren. De laatste jaren is veel onderzoek gedaan naar VR bij mensen met psychose klachten. Processen van achterdocht laten zich op deze manier goed onder de loep nemen. Benieuwd of met VR ook de relevantie van cognitieve biases aangetoond kan worden?
Mensen met psychotische klachten hebben vaak last van cognitieve denkstijlen. Een bekende denkstijl is dat er overmatige en selectieve aandacht is voor gevaar in de omgeving. Andere veel voorkomende denkstijlen bij psychose zijn de dataverzameling bias, ook wel ‘jumping to conclusions’ en de dogmatische denkstijl; rigiditeit ten aanzien van een overtuiging, ook als er bewijs is dat de overtuiging tegenspreekt. Verder zijn mensen met psychose sneller geneigd anderen de schuld te geven van negatieve gebeurtenissen; dit wordt de negatieve attributiestijl genoemd. Deze denkstijlen hangen samen met het ontwikkelen en in standhouden van psychose klachten. Iemand die bijvoorbeeld erg gefocust is op gevaar, zal vaker beangstigende interpretaties geven aan alledaagse gebeurtenissen.
Een voordeel van VR ten opzichte van exposure in vivo is dat de exposure omgeving gemanipuleerd kan worden naar de specifieke gevreesde situatie van een cliënt. Daarnaast is voor sommige cliënten de stap om in de buitenwereld te oefenen met exposure opdrachten te groot, VR kan dan een mooie aanvulling zijn. Ook hoeft er geen therapeut mee tijdens de exposure opdrachten.
In deze studie werden vier groepen met een verschillende kwetsbaarheid voor psychose onderzocht. De eerste groep (N=55) bestond uit mensen met een psychotische stoornis, de tweede groep (N=20) uit mensen met een verhoogd risico op het ontwikkelen van een psychose, ook wel UHR genoemd, de derde groep (N=42) was een groep die zelf nooit een psychose had gehad maar wel een broer of zus was van iemand met een psychose, de vierde groep bestond uit gezonde controles (N=53). Alle groepen werden aan verschillende niveaus van sociale stress blootgesteld in VR omgevingen, afhankelijk van bijvoorbeeld het aantal avatars of een vriendelijke of vijandige uitdrukking. De onderzoekers verwachtten dat het aantal cognitieve denkstijlen samenhing met de mate van paranoia in de VR omgevingen als reactie op de verschillende niveaus sociale stress.
Voor alle groepen werden associaties gevonden tussen cognitieve denkstijlen en paranoia in de VR omgevingen. Deze associaties werden apart gevonden voor de vier cognitieve denkstijlen. Hoe meer cognitieve denkstijlen er waren, hoe meer een stressvolle situatie tot paranoia leidde. Zowel de aandacht-voor-gevaar denkstijl en de externe attributiestijl modereerden de mate van paranoia in de VR omgevingen met oplopende sociale stress.
Hoewel de groep met UHR patiënten klein was en vooral uit vrouwen bestond (dit terwijl de psychosegroep vooral uit mannen bestond) zijn de resultaten veelbelovend. Ten eerste lukt het om middels VR paranoïde reacties op te roepen, en ten tweede blijken de cognitieve denkstijlen hierin van belang. VR kan gebruikt worden voor exposure. En de vermindering of het leren omzeilen van de beruchte denkstijlen werkt vermoedelijk ook gunstig.