Virtual Reality CGT (VRcgt) heeft de charmante eigenschap dat in het moment geoefend kan worden met sociale situaties waarvan de cliënt weet dat het niet echt is, maar die wel levensecht lijken, en waarvan geleerde lessen zich ook lijken te generaliseren naar het dagelijks leven in de echte wereld.
We wachten met smart op het uitkomen van de Nederlandse VRcgt studie van pluizer Roos Pot-Kolder bij mensen met overmatige achterdocht. Als kleine teaser bespreken we hier een kleine studie van de onderzoeksgroep van Daniel Freeman uit Oxford.
Het betreft een pilot RCT met 30 deelnemers met overmatige achterdocht en is een laboratorium en geen klinische studie. Deelnemers werden op 7 keer achter elkaar voor 5 minuten lang blootgesteld aan een VR omgeving, waarin bij elke stap meer avatars aanwezig waren. In de ene conditie mochten zij hun vermijdingsstrategieën toepassen (bv naar de grond kijken, of zichzelf intern geruststellen) in de andere conditie mocht dit niet. Ons inziens ten onrechte, noemen deze auteurs die eerste conditie VR exposure, en de tweede conditie VR cognitieve therapie. Dat klopt niet omdat bij exposure het uitgangspunt juist is dat vermijdingsgedrag achterwege wordt gelaten. Het belangrijkste verschil tussen exposure en gedragsexperimenten in cognitieve therapie, is de rationale die mensen ontvangen. Bij exposure het feit dat angst zal dalen als je maar lang genoeg in de situatie blijft en bij gedragsexperimenten dat het gaat om het falsificeren van je negatieve verwachtingen, dus leren dat de ramp die je verwacht niet zal optreden. In deze studie kregen beide groepen een falsificatie rationale, alleen werd die bij de tweede groep uitgebreider besproken en maar mocht de eerste groep dus wel vermijden (de vermijdende groep) en de tweede (de niet-vermijdende groep) niet.
Het bleek dat de niet-vermijdende groep meer rondliep in de VR omgevingen waarin avatars aanwezig waren. Daarnaast bleek de niet-vermijdende groep de VR steeds minder stresserend te vinden, terwijl dit relatief stabiel bleef in de vermijdende groep. Hetzelfde patroon werd gevonden voor mate van overtuiging van de belangrijkste achterdochtige verwachting tijdens de VR. Buiten de VR nam de mate van overtuiging van de belangrijkste achterdochtige verwachting af in beide groepen, maar significant meer in de niet-vermijdende groep. Ook was er een sterkere afname in de niet-vermijdende groep in stress tijdens een kleine gedragstest die voor en na de VR werd toegepast (naar een plek gaan die de deelnemer moeilijk vond om te bezoeken vanwege de achterdocht).
Er is van alles af te dingen op deze pilot studie, maar het is interessant om specifieke mechanismen, zoals het in de spannende situatie gebruiken van vermijdingsstrategieën, zo te toetsen in VR. Deze studie laat zien hoe belangrijk het is dat mensen hun vermijdingsgedrag opgeven tijdens exposure (ook subtiele interne vermijding) en hoe het goed overbrengen van de falsificatie rationale, zoals die bij gedragsexperimenten gebruikt wordt, inderdaad van meerwaarde lijkt te zijn. Dat past bij de ontwikkeling in de huidige Gedachten Uitpluizen protocollen om steeds naar gedragsexperimenten toe te werken. Het is voorts wachten op de publicatie van de resultaten van de RCT van collega Roos Pot-Kolder, waarin een volledige VRcgt behandeling uit werd gevoerd bij mensen met overmatige achterdocht. VRcgt zou zo maar eens toekomst kunnen hebben binnen de psychosezorg.
Artikel